Vestigingsgeschiedenis van het Thüringer Wald
Bewoning van het Thüringer Wald, begon slechts duizend jaar geleden. Eerst woonden mensen er alleen in de zomer en weidden daar hun vee. Met het groeien van de bevolking werden steeds nieuwe vestigingsplaatsen gezocht. Eerst aan de rand van het middelgebergte op plaatsen waar men van de landbouw leven kon.
De tweede vestigingsperiode, die ongeveer in de 14de/15de eeuw begon, kwam voort uit de ontwikkeling van de nieuwe technologieën. In deze tijd ontstonden plaatsen in het Thüringer Wald. Deze ontwikkeling vond voornamelijk plaats in de mijnbouw en de glasproductie, waar nieuwe technologieën ervoor zorgde dat uit de ambulante werkzaamheid plaatsgebonden ondernemingen konden ontstaan.
De naam van de plaats Schmiedefeld am Rennsteig wijst er al op dat het ontstaan met de winning van ijzererts te maken heeft. Bij de eerste vermelding van de plaats Vesser in 1406 wordt van een “Hamer van Vesser” gesproken, die tot 1872 bestaan heeft. De vroegere plaats van een ijzerhamer met de daarbij behorende vijver, is noch duidelijk uit de structuur van het grondstuk en de muurresten te herkennen. De winning van ijzererts heeft de industriële ontwikkeling van het Thüringer Woud wezenlijk beïnvloedt.
Het gesloten woudgebied met zijn talrijke waterstromen was vooral geschikt voor allerlei soorten bosbedrijvigheid zoals veeteelt bedrijven en watermolens (snij- en maalmolens). De schijnbaar onbegrensde houtvoorraad heeft eeuwen lang tot een enorme houtproductie verleid. De energiebron hout en het voor komen van kwartszand hebben ervoor gezorgd dat er op veel plaatsen een glasindustrie ontstaan is, ooit beginnend in Langenbach (1525) en nu noch steeds aanwezig in Ilmenau, Lauscha en Jena.
De plaats Frauenwald heeft zijn ontstaan te danken aan de toenemende betekenis van de handelsweg Erfurt – Nürnberg (die uit de oude weg naar Rome voortkwam). Het reeds in 1323 genoemde “Klooster der Vrouwen” heeft de plaats zijn naam gegeven. In 1360 onstond hier al een tolstation. Rond 1500 vonden hier ongeveer 130 inwoners werk met voornamelijk bosbouwwerk of werkzaamheden die samenhingen met de handelsweg (handel, transport en beherberging). De jongste vestiging in het Rennsteig gebied uit die tijd is het dorp Allzunah, dat in 1691 voor het eerst genoemd werd. Deze vestiging dateert uit de derde en laatste vestigingsperiode, die door de verdere ontwikkeling van de glasfabricage op gang gebracht werd. Een glasfabriekje was het uitgangspunt van deze nederzetting.