Bach in Thüringen
Oorsprong van de familie Bach
De familie Bach stamt oorspronkelijk uit Hongarije dat zij rond de reformatie om geloofsredenen verlaten hebben. De Duitse wieg van de muzikale Bachfamilie staat in het Thüringer plaatsje Wechmar. Hier leefden en werkten van 1590 – 1626 de oervader Veit (bedovergrootvader van Johann Sebastian) en zijn zoon Hans Bach als molenaars en bakkers en daarnaast als muzikanten.
Eisenach (1685-1695)
Johann Sebastian Bach werd op 21 maart 1685 te Eisenach » in Thüringen geboren als telg van een oud muzikaal geslacht dat in 7 generaties meer dan 100 musici telde. Gedoopt werd hij op 23 maart in de St. Georgenkirche, waarbij ook het stadskasteel van de vorsten van Sachsen-Eisenach is gelegen. Als tweede naam kreeg de dopeling de naam van zijn peetvader, Sebastian Nagel, stadsblazer uit Gotha. Hij kreeg op jonge leeftijd van zijn vader Johann Ambrosius Bach vioolles.
Ohrdruf (1695-1700)
Op negenjarige leeftijd werd J.S. Bach wees en kwam vervolgens terecht in het gezin van zijn oudste broer Johann Christoph Bach III, die kerkorganist was in het dorp Ohrdruf. Deze merkte het bijzondere muzikale talent van de jonge Johann Sebastian op en bracht zijn jongste broer de beginselen van het muziek maken bijt, waaronder het bespelen van het orgel en het klavecimbel. In deze periode begon Bach, op eigen kracht, met componeren. Een belangrijk deel van de zogeheten Neumeister koralen - een verzameling van enkele tientallen korte koraalvoorspelen voor orgel - dateert uit deze vroege periode.
Kort na J.S. Bach’s aankomst in Ohrdruf trouwt zijn broer Johann Christoph op 23 oktober 1694. Ambrosius Bach, Johann Pachelbel » en anderen musiceren bij dit huwelijk.
Als scholier van de latijnse school zong Johann Sebastian in het schoolkoor dat regelmatig optrad in Schloß Ehrenstein. In dit slot is nu een museum dat ook aandacht besteedt aan de familie Bach, waarvan vele leden organist waren in de St. Michaelis kerk, welks geschiedenis nog teruggaat naar St. Bonifacius (ca 724/725). De kerk is meerde keren verwoest tijdens diverse stadsbranden en een bombardement in WO II. De toren is herbouwd in 1998/99.
Arnstadt (1702-1707)
In zijn 18de levensjaar vond Bach tijdelijk werk in Weimar, als violist ("Laquey") in het plaatselijke hoforkest. Niet lang daarna, op 13 juli 1703, wijdde hij het nieuwe orgel van de Neue Kirche (thans Bachkirche) in Arnstadt in. Bach werd in de administratie van de kerk ten onrechte hoforganist genoemd (hij was in deze periode nog slechts violist aan het hof) en mogelijk hierdoor ontving Bach voor het inwijden van het orgel een riante financiële vergoeding.
Een maand later werd Bach tot organist van de Neue Kirche in Arnstadt benoemd. Ook voor deze functie werd Bach - gezien zijn leeftijd en staat van dienst op dat moment- royaal betaald.
Volgens zijn contract moest Bach de zondagse kerkdienst, het gebedsuur op maandag en de vroege preek op donderdag op het orgel begeleiden. Verder had hij contractueel geen verplichtingen. Bach weigerde - mede op grond van dit contract - dan ook regelmatig met het schoolkoor van zijn kerk te musiceren. Waarschijnlijk speelde ook mee dat Bach het koor en het orkest te matig van kwaliteit vond.
Nadat deze zaak onderzocht was, werd Bach aangeraden toch met koor te musiceren. In plaats hiervan nam Bach vier weken vakantie op en vertrok te voet naar Lübeck. Bach wilde hier Dietrich Buxtehude ontmoeten. Bach bleef veel langer weg dan de overeengekomen vier weken en kwam pas na zestien weken (in februari 1705) terug in Arnstadt. Bach werd hiervoor door het consistorie berispt. Tegelijkertijd werd hem meegedeeld dat zijn koralen 'te ingewikkeld waren', waardoor de gemeente in de war raakte, dat zijn koraalpreludes te lang waren en dat hij nog steeds weigerde met het schoolkoor te musiceren. Bach reageerde op het verwijt dat zijn koraalpreludes te lang waren door voortaan alleen veel te korte koraalpreludes te spelen; op de andere punten reageerde hij niet of met maanden vertraging.
Ondanks de vele conflicten, was de periode in Arnstadt wel de tijd waarin hij, zoals zijn zoon Carl Philipp Emanuel Bach later zou schrijven, 'de eerste vruchten van zijn vlijt' toonde: de eerste cantates (in relatief kleine bezetting) alsook de eerste representatieve orgelwerken.
wordt vervolgd